6. Op de zevende dag zal de priester hem opnieuw onderzoeken. Als dan blijkt dat de plek is weggetrokken en zich niet over de huid heeft uitgebreid, zal de priester hem rein en genezen verklaren, het gaat dan om gewone huiduitslag. Hij zal zijn kleren wassen en rein zijn.
7. Maar als de uitslag zich wel over de huid heeft uitgebreid na het derde onderzoek, moet hij zich nog een keer door de priester laten onderzoeken.
8. Als de priester bij dat onderzoek constateert dat de uitslag zich over de huid heeft uitgebreid, zal hij hem onrein verklaren, dan is het melaatsheid.
53-54. Maar als bij het tweede onderzoek blijkt dat de plek zich niet heeft uitgebreid, zal de priester opdracht geven het verdachte voorwerp te wassen en het daarna nog eens zeven dagen in afzondering te houden.
55. Als na die zeven dagen de plek niet van kleur is veranderd, al heeft ze zich niet uitgebreid, dan is het melaatsheid en moet het voorwerp worden verbrand, want het is dan door en door geïnfecteerd.
56. Als de priester echter constateert dat de plek na het wassen minder is geworden, moet hij de plek uit de stof of uit het leer wegsnijden.
57. Als daarna opnieuw plekken verschijnen op het voorwerp, is het zeker melaatsheid en moet het worden verbrand.
58. Maar als na het wassen verder niets gebeurt, mag het voorwerp na een tweede wasbeurt weer worden gebruikt.
59. Dit zijn de voorschriften betreffende melaatsheid in een weefsel of in een voorwerp van leer, zodat iedereen weet wanneer het rein of onrein is.’