Leviticus 11:9-37 Het Boek (HTB)

9. Wat vis betreft, mag alles worden gegeten wat vinnen en schubben heeft. Het maakt niet uit of ze in de rivier of in zee zijn gevangen.

10. Maar alle andere waterdieren zijn streng verboden voor u.

11. Niemand mag hun vlees eten en hun kadavers moet u als weerzinwekkend beschouwen.

12. Ik herhaal: elk waterdier dat geen vinnen of schubben heeft, is voor u verboden voedsel.

23. Alle andere vliegende insecten met vier poten mogen absoluut niet worden gegeten.

26. Onrein wordt ook ieder die in aanraking komt met dieren die wel gespleten, maar geen geheel doorkloofde hoeven hebben of die niet herkauwen.

27. Zoolgangers mogen niet worden gegeten.

28. Ieder die hun kadaver aanraakt, zal tot de avond onrein zijn. Hij die het kadaver ook nog oppakt, moet direct zijn kleren wassen en blijft onrein tot de avond. Deze dieren zijn voor iedereen verboden.

31. Ieder die hun dode lichamen aanraakt, zal tot de avond onrein zijn.

32. Elk voorwerp waarop dat dode lichaam valt, elk houten of stoffen voorwerp, elk vel en elke zak, alles wat ermee in aanraking komt, moet in het water worden gelegd en zal tot de avond onrein zijn. Daarna mag het weer worden gebruikt.

33. Als zo'n dier in een stenen pot valt, is de inhoud onrein en moet die pot worden stukgeslagen.

34. Als het water waarmee het onreine voorwerp is afgewassen, in aanraking komt met voedsel, is dat ook allemaal onrein. Elke drank die in de onreine pot zit, zal ook onrein zijn.

35. Als het lichaam van zo'n dier in aanraking komt met een stenen oven, is deze onrein en moet worden afgebroken.

36. Als het lichaam in een bron valt of in een volle waterbak, is dat water niet onrein. Degene die het lichaam er uit haalt, is echter wel onrein.

37. Als het dode lichaam in aanraking komt met zaaizaad, zal dat niet onrein zijn.

Leviticus 11