Leviticus 11:1-13-19 Het Boek (HTB)

1. Toen zei de Here tegen Mozes en Aäron:

10. Maar alle andere waterdieren zijn streng verboden voor u.

11. Niemand mag hun vlees eten en hun kadavers moet u als weerzinwekkend beschouwen.

12. Ik herhaal: elk waterdier dat geen vinnen of schubben heeft, is voor u verboden voedsel.

13-19. Wat de vogels betreft, zijn dit de soorten die niet mogen worden gegeten: de arend, de lammergier, de zee-arend, de wouw en alle soorten gieren, alle soorten raven, de struisvogel, de kat-uil, de meeuw en alle soorten sperwers, de steenuil, de aalscholver en de oehoe, de witte uil, de pelikaan, de aasgier en de ooievaar, alle soorten reigers, de hop en de vleermuis.

Leviticus 11