15. Jozua en zijn leger vluchtten door de wildernis, alsof zij waren verslagen.
16. Alle soldaten van de stad werden op de been gebracht voor de achtervolging, waardoor de stad onbeschermd achterbleef.
17. In heel Ai en Betel was geen soldaat meer te bekennen en de poorten stonden wijd open.
18. Toen zei de Here tegen Jozua: ‘Wijs met uw speer in de richting van Ai, want Ik zal u de stad in handen geven.’ Jozua deed dat.