Jozua 21:30-31-41-42 Het Boek (HTB)

4. Dertien van deze steden waren oorspronkelijk toegewezen aan de stammen van Juda, Simeon en Benjamin. Zij werden gegeven aan priesters van de Kehatieten. Die maakten deel uit van de stam van Levi en waren nakomelingen van Aäron.

30-31. De stam van Aser gaf vier steden met weidegrond: Misal, Abdon, Helkath en Rechob.

32. De stam van Naftali gaf de vrijstad Kedes in Galilea, Hammoth-Dor en Kartan.

33. Zo werden er dertien steden met de bijbehorende grond toegewezen aan de Gersonieten.

34-35. De overblijvende Levieten—de Merarieten—kregen van de stam van Zebulon de volgende vier steden met weidegrond: Jokneam, Karta, Dimna en Nahalal.

36-37. De stam van Ruben gaf hun Beser, Jahza, Kedemoth en Mefaäth, ook elk met weidegrond.

38-39. Van de stam van Gad kregen zij de volgende vier steden met de omliggende weidegrond: de vrijstad Ramot in Gilead, Machanaïm, Chesbon en Jazer.

40. Zo kregen de Merarieten in totaal twaalf steden in bezit.

41-42. Het totaal aantal steden dat aan de Levieten werd gegeven, bedroeg achtenveertig.

Jozua 21