Job 7:4-17 Het Boek (HTB)

4. Bij het naar bed gaan denk ik steeds: was het maar weer ochtend en dan lig ik te woelen tot het weer licht wordt.

5. Mijn lichaam is vol wormen en zit onder het stof. Het is bedekt met vieze korsten. Ik ben niet om aan te zien.

6. Mijn leven vliegt voorbij, de ene hopeloze dag na de andere.

7. Mijn leven is in één zucht voorbij en van geluk blijft niets over.

8. Jullie kunnen mij nu nog zien, maar niet lang meer. Spoedig zullen jullie zoeken, maar dan ben ik er niet meer.

9. Zoals een wolk uiteen wordt gedreven en verdwijnt, zo verdwijnen ook de doden in hun graven.

10. Nooit meer zullen zij terugkeren naar hun gezin en hun huis en in hun woonplaats zijn hun namen gauw vergeten.

11. Ik moet praten over wat mij kwelt. Ik moet mijn verbitterde gevoelens kunnen uiten!

12. O God, ben ik soms de zee of een monster, dat U mij constant laat bewaken?

15. Ik word nog liever gewurgd dan dat ik in dit lichaam verder leef!

16. Ik ben het zat! Ik wil niet voor altijd blijven leven! Laat mij toch die laatste dagen met rust!

17. Is een mens het echt waard dat U altijd tijd en zorg aan hem besteedt?

Job 7