1. Job antwoordde:
2. ‘Als mijn zorgen gemeten konden worden en mijn verdriet gewogen kon worden,
3. dan zouden zij zwaarder blijken dan het zand van duizend stranden. Daarom sprak ik zo overhaast!
4. De Here heeft mij met zijn pijlen neergeschoten, zijn giftige pijlen zijn diep in mijn hart gedrongen. Al Gods rampen zijn op mij losgelaten!
10. Dan zou ik toch nog troost vinden, vreugde kennen ondanks deze ondraaglijke pijn, want de woorden van de heilige God heb ik niet verwaarloosd.
11. Och, waarom houdt mijn kracht mij nog op de been? Hoe kan ik het geduld opbrengen te wachten op mijn dood?
12. Ben ik soms zo sterk als een steen? Is mijn lichaam soms van koper?
13. Ik ben echt volkomen hulpeloos en heb geen enkele hoop meer!
14. Wie geen medelijden heeft met een vriend die lijdt, toont geen ontzag voor de Almachtige.