Job 41:9-21 Het Boek (HTB)

9. Wanneer hij snuift, schieten lichtflitsen naar buiten. Zijn ogen gloeien als de eerste zonnestralen.

10. Vuur springt uit zijn muil.

11. Er komt rook uit zijn neusgaten, net als uit een kookpot die op een fel brandend vuur staat.

12. Ja, zijn adem kan kolen laten ontbranden, vlammen schieten op uit zijn bek.

13. In zijn nek schuilt een angstaanjagende kracht die overal verschrikking zaait.

14. Zijn vlees is hard en stevig, niet zacht en vet.

15. Zijn hart is zo hard als rots, als een molensteen.

16. Als hij opstaat, slaat zelfs de sterkste mannen de angst om het hart. Zij vluchten weg voordat ze door hem worden verpletterd.

17. Een zwaard is een nutteloos wapen tegen hem en ook andere wapens halen niets uit.

20. Stokken zijn net zo goed als strohalmen en hij lacht als men speren naar hem toeslingert.

21. Zijn buik is bedekt met schubben die zo scherp zijn als glasscherven en hij beweegt zich over het land voort als een dorsmachine.

Job 41