32. Van daaruit bespiedt hij zijn prooi ver beneden hem.
33. Zijn jongen in het nest leven van bloed, want waar gesneuvelden zijn, daar is de gier ook.’
34-35. De Here vervolgde: ‘Wilt u nog steeds redetwisten met de Almachtige en Hem verbeteren? Of is dit genoeg? Kan de man die Mij wilde bekritiseren, Mij nu ook de antwoorden geven?’
36. Job antwoordde God:
37. ‘Ik ben een onwaardig mens, hoe zou ik U kunnen antwoorden?
38. Ik leg mezelf het zwijgen op en zal niet voor de tweede maal spreken. Ik heb al veel te veel gezegd.’