12. Deze belagers dringen aan mijn rechterkant op, ze dwingen mij te vluchten, ze zetten de aanval in en willen mij vernietigen.
13. Zij versperren mij de weg en doen al het mogelijke om mijn ondergang te bewerken, wetend dat ik niemand heb die mij kan helpen.
14. Zij komen als één grote horde dreigend op mij af. Als golven stromen ze over mij heen, te midden van alle ellende.
15. Ik word ontzettend bang. Zij houden mij in hun greep. Mijn waardigheid is verdwenen als een wolk die door een storm wordt meegevoerd.
16. Het leven stroomt weg uit mijn ziel. Dagen vol ellende moet ik doormaken.
17. Mijn trieste nachten zijn gevuld met pijn die voortdurend aan mijn botten knaagt.
18. Ik lig de hele nacht te woelen en mijn hemd draait zich knellend om mijn lichaam.
19. God heeft mij in de modder gegooid. Ik voel me alsof ik stof en as ben.