1. Job antwoordde Elifaz daarop:
2. ‘Ook nu klinkt mijn klacht bitter, ik kan mijn zuchten nauwelijks onderdrukken.
3. Och, wist ik maar waar ik God kon vinden, dan zou ik naar zijn troon gaan en daar met Hem spreken.
6. Zou Hij mij overweldigen met zijn grote macht? Nee, Hij zou met alle begrip naar mij luisteren en mij niet meteen beschuldigen.
7. Een eerlijk persoon zou daar voor mij bij Hem het woord kunnen doen en ik zou door mijn Rechter worden vrijgesproken.
8. Maar mijn zoeken heeft geen resultaat. Ik zoek Hem overal, maar ik kan Hem niet vinden.
9. Ik zoek Hem in het noorden, maar kan Hem daar niet vinden, ook niet in het zuiden. Ook daar houdt Hij Zich verborgen.
10. Maar Hij weet precies wat mij allemaal overkomt en als Hij mij aan een onderzoek heeft onderworpen, dan zal Hij mij volkomen onschuldig verklaren, zo zuiver als goud!