7. Je moet de dorstigen water en de hongerigen brood hebben geweigerd,
8. terwijl je een vooraanstaand man was, een geëerd landeigenaar!
9. Je stuurde weduwen weg zonder hen te helpen en hebt wezen van hun rechten beroofd.
12. God is zo machtig, Hij woont hoger dan de hemelen, hoger dan de sterren.
13. Maar dan zeg jij: “Daarom kan Hij niet zien wat ik doe. Hoe kan Hij door de dikke duisternis heen iets beoordelen?
14. Want Hij is omringd door zware wolken, zodat Hij ons niet kan zien. Hij is ver boven ons verheven en wandelt door de hemelse zalen.”
17. Want zij zeiden tegen God: “Laat ons met rust, God! Wat kunt U nu voor ons doen?”
18. Maar tegelijkertijd vergaten zij dat Hij hun woningen met allerlei goede dingen had gevuld. Daarom moet ik niets hebben van de houding van de goddelozen.
19. De rechtvaardigen zullen er getuige van zijn dat zij worden vernietigd, de onschuldigen zullen de goddelozen uitlachen en zeggen:
20. “Kijk, onze vijanden en hun welvaart worden vernietigd door het vuur!” Houd op met God tegen te spreken! Word het met Hem eens, dan zul je uiteindelijk rust krijgen!
21. Zijn welwillendheid zal je omringen, als je maar wilt toegeven dat je het bij het verkeerde eind had.
22. Luister naar zijn woorden en berg die op in je hart.
23. Als je terugkeert naar God en het verkeerde uit je leven wegdoet, zul je in ere worden hersteld.
24. Als je je geldzucht opzijzet en je goud weggooit,