4. Mijn klacht richt zich toch niet tot mensen, maar tot God. Daarom ben ik ook zo ongeduldig.
5. Bekijk mij met afschuw en sla je hand verschrikt voor de mond.
6. Als ik hier diep over nadenk, word ik er zelf bang van en begin ik te beven.
7. Waarom bereiken de goddelozen een hoge leeftijd en wordt hun macht steeds groter?
8. Tijdens hun leven zien zij hun kinderen en kleinkinderen opgroeien en volwassen worden.
9. In hun huizen is vrede, angst is voor hen een onbekend gevoel en God straft hen niet.
14. En dat alles ondanks het feit dat zij God afwezen en niets te maken wilden hebben met Hem en zijn leefregels.
15. “Wat moeten we met de Almachtige God?” zeggen zij. “Waarom zouden wij Hem moeten gehoorzamen? Bidden tot Hem levert ons immers niets op?”
16. Jullie zeggen dat zij hun welvaart niet in eigen hand hebben, daarom wil ik ook niets met hun raad en plannen te maken hebben.
17. Hoe vaak gaat het licht van de goddelozen niet plotseling uit en treft God hen met rampen en verdriet!
18. Zij worden als stro door de wind voortgejaagd, de storm rukt hen weg als kaf van het koren!
19. Maar God zal ook hun kinderen straffen! Maar volgens mij moet de man die zondigt, zelf door God worden gestraft en niet zijn kinderen! Laat hij zelf de straf maar voelen!
20. Ja, laat hem voor zijn eigen zonde boeten. Laat hem de toorn van de Almachtige maar aan den lijve voelen.