1. ‘Mijn geest is gebroken en ik ben meer dood dan levend, het graf staat al voor mij open.
2. Spotzieke lieden omringen mij en waar ik ook kijk, zie ik hen die mij beledigen.
3-4. Zal dan niemand mijn onschuld bij God bevestigen? Maar U, mijn God, hebt er toch voor gezorgd dat zij dit niet begrijpen. Och, laat hen niet triomferen!
5. Als iemand zich laat omkopen om zijn vrienden aan te klagen, zullen zijn kinderen blind door het leven gaan.
6. Hij heeft mij tot mikpunt van openlijke spot gemaakt, de mensen spugen mij in het gezicht.
13-14. Als ik sterf, ga ik de duisternis in. Het graf is mijn woonplaats. De ontbinding is mijn vader en de wormen mijn moeder en zuster.