1. ‘Wat is een mens toch kwetsbaar! Zijn leven is maar kort en onrustig.
10. Maar wanneer de mens sterft, ligt hij neer, hij blaast de adem uit en is er niet meer.
11-12. Zoals het water uit de zee verdampt en een rivier smaller wordt en opdroogt, zo legt een mens zich voor het laatst neer om daarna niet meer op te staan. Tot op het moment dat de hemelen niet meer bestaan, zal hij niet wakker worden of in zijn slaap worden gestoord.