2. Ik zal tegen God zeggen:“Veroordeel mij niet zomaar, vertel mij tenminste waarom U het doet!
3. Heeft U er wat aan dat U mij veracht en onder druk zet, een mens dat U Zelf hebt gemaakt, terwijl U tegelijkertijd vreugde en voorspoed geeft aan de goddelozen?
8. U hebt mij gemaakt, maar toch vernietigt U mij.
9. Ach, denk er toch alstublieft aan dat ik maar van stof ben gemaakt, wilt U mij al zo snel weer in stof veranderen?
10. Als melk hebt U mij uitgegoten, als kaas hebt U mij laten stremmen.
11. U gaf mij een huid en vlees en doorweefde mij met beenderen en spieren.
12. U gaf mij het leven, was goed en vriendelijk voor mij en uw goede zorgen hebben mij bewaard.
15. Als ik schuldig ben, wee mij! En als ik onschuldig ben, dan loop ik met mijn hoofd gebogen, want ik schaam mij en ben overspoeld door verdriet.
16. Als ik met opgeheven hoofd zou rondlopen, springt U als een leeuw op mij en toont uw geweldige overmacht.