Jeremia 44:12-23 Het Boek (HTB)

2-3. De Here van de hemelse legers, de God van Israël, zegt: ‘U hebt gezien wat Ik deed met Jeruzalem en de steden van Juda. Om hun goddeloosheid zijn zij in de as gelegd, puinhopen, zonder één levende ziel. Mijn toorn keerde zich tegen hen, omdat zij andere goden aanbaden, ‘goden’ die u voorheen niet kende en ook uw voorouders niet.

12. Ik zal dit restant van Juda dat erop stond naar Egypte te gaan, voorgoed opruimen. Het zal hier in Egypte omkomen door het zwaard of de honger, allen zullen sterven, van klein tot groot. Zij zullen worden verwenst en verafschuwd, vervloekt en gehaat.

13. Ik zal hen in Egypte net zo straffen als in Jeruzalem, met het zwaard, honger en ziekten.

14. Op een enkele vluchteling na, zal niemand van hen aan mijn toorn ontsnappen en terugkeren naar Juda, hoe graag ze dat ook willen.’

15. Toen gaven alle aanwezige vrouwen en alle mannen die wisten dat hun vrouwen voor afgoden reukwerk hadden verbrand (het was een grote groep in Zuid-Egypte woonachtige Judeeërs) Jeremia als antwoord:

16. ‘Wij luisteren niet naar uw boodschappen die u namens de Here aan ons geeft!

17. Wij doen wat wij zelf willen. Wij branden reukwerk voor de ‘koningin van de hemel’ en offeren haar net zo vaak als wij zelf willen, net als onze voorouders, koningen en functionarissen altijd hebben gedaan in de steden van Juda en de straten van Jeruzalem. Want in die tijd hadden wij genoeg te eten en ontbrak het ons aan niets. Dat was een gelukkige tijd!

18. Maar sinds wij ophielden met branden van reukwerk voor de ‘koningin van de hemel’ en wij haar niet meer aanbaden, hebben we aan alles gebrek en lijden we onder geweld en honger.’

19. ‘En,’ voegden de vrouwen daar nog aan toe, ‘dacht u dat wij de ‘koningin van de hemel’ aanbaden, drankoffers voor haar uitgoten en koeken met haar beeltenis erop bakten, zonder dat onze mannen ervan wisten en ons hielpen? Natuurlijk niet!’

20. Toen zei Jeremia tegen alle mannen en vrouwen die hem dit antwoord hadden gegeven:

21. ‘Denkt u dat de Here niet wist dat u en uw vaders, uw koningen en bestuurders en het hele volk reukwerk brandden voor afgoden in de steden van Juda en de straten van Jeruzalem?

22. Omdat Hij deze afschuwelijke dingen niet langer kon aanzien, maakte Hij uw land tot een woestenij, een ongelooflijke puinhoop. Vervloekt, zonder één inwoner, zoals het er nu bij ligt.

23. De reden voor al die rampen die u hebben getroffen, was het feit dat u reukwerk verbrandde, tegen de Here zondigde en weigerde Hem te gehoorzamen.’

Jeremia 44