Jeremia 33:1-7 Het Boek (HTB)

1. Jeremia zat nog steeds gevangen, toen de Here hem daar deze tweede boodschap stuurde:

2. ‘De Here, die de schepper van hemel en aarde is en wiens naam Here is, zegt:

3. “Vraag Mij en Ik zal u enkele wonderlijke geheimen vertellen.

4. Want ook al is het paleis van de koning en huizen in de stad gesloopt voor materiaal om de muren te versterken tegen de aanvallen van de vijand,

5. toch zullen de Babyloniërs binnenkomen. Alle huizen van deze stad zullen vol liggen met de lijken van de mannen van wie ik besloten heb hen in mijn vreselijke toorn te vernietigen. Ik heb Mij afgekeerd van deze stad om haar goddeloosheid en zal geen medelijden tonen als zij om hulp schreeuwt.

6. Maar toch komt er een tijd dat Ik de schade die aan Jeruzalem is toegebracht, zal herstellen en haar weer welvaart en vrede zal geven.

7. Ik zal de steden van Juda en Israël weer opbouwen, de mensen weer terugbrengen en hun bezittingen herstellen.

10-11. De Here verklaart dat de blijde stemmen van bruid en bruidegom en de vrolijke liederen van hen die de Here dankoffers brengen, weer zullen worden gehoord in dit eens verwoeste land. De mensen zullen zingen: “Dank de Here! Want Hij is goed en zijn goedheid en trouw zijn eeuwig!” Ik zal dit land weer net zo gelukkig en welvarend maken als vroeger.

20-21. ‘Als u mijn verbond met de dag en de nacht kunt verbreken, zodat zij ontregeld raken, alleen dan zal mijn verbond met de Levieten en mijn dienaar David worden verbroken. Dan zal hij geen nakomeling meer hebben om op de troon te zitten.

25-26. Maar dit is het antwoord van de Here: Ik zal mijn volk net zo min verstoten als Ik mijn wetten van dag en nacht en van aarde en hemel verander. Ik zal de nakomelingen van Jakob en van mijn dienaar David nooit verstoten. Mijn plan dat Davids Zoon eens de nakomelingen van Abraham, Isaak en Jakob zal regeren, zal nooit worden gewijzigd. Integendeel, Ik zal hun weer voorspoed geven en Mij over hen ontfermen.’

Jeremia 33