1. De volgende boodschap kreeg Jeremia van de Here in het tiende regeringsjaar van koning Zedekia van Juda. Dit jaar was tevens het achttiende regeringsjaar van koning Nebukadnezar.
2. Op dat moment zat Jeremia gevangen in het gebouw van de paleiswacht, een bijgebouw van het paleis, terwijl de stad werd belegerd door het Babylonische leger.
3. Koning Zedekia had hem laten opsluiten, omdat hij bleef profeteren dat de stad door de koning van Babel zou worden ingenomen
4. en dat koning Zedekia als gevangene voor de koning van Babel zou moeten verschijnen om berecht en veroordeeld te worden.
5. ‘Hij zal u naar Babel laten brengen en u daar opsluiten tot de Here Zich om u zal bekommeren. Waarom ziet u het onvermijdelijke niet onder ogen? U ontkomt er niet aan! Geef u toch over!’ had Jeremia hem keer op keer aangeraden.