9. Want de Here van de hemelse legers, de God van Israël, zegt: nog tijdens uw leven, voor uw eigen ogen, zal Ik een eind maken aan het gelach in dit land, aan de blijde liederen en het zingen van bruid en bruidegom.
10. En als u de mensen dit alles vertelt en zij u vragen: “Waarom dreigt de Here ons met zulke vreselijke dingen? Waaraan hebben wij zo'n behandeling verdiend? Welke zonde hebben wij tegen de Here, onze God, begaan?”,
11. geef hun dan het antwoord van de Here: omdat uw voorouders Mij de rug hebben toegekeerd. Zij hebben andere goden aanbeden en gediend. Zij hebben zich niet aan mijn wetten gehouden.
12. Maar u hebt zich nog erger misdragen dan uw voorouders! U volgt de slechte ingeving van uw zondige hart en weigert naar Mij te luisteren.
13. Daarom zal Ik u uit dit land verdrijven en u naar een vreemd land jagen waar uw voorouders noch u ooit zijn geweest. Daar kunt u doen wat u wilt en alle afgoden aanbidden die er maar zijn, maar Ik zal u dan geen voorrechten en genade meer verlenen!
16. Maar nu laat Ik vele vissers komen die u moeten opvissen uit de diepten, en Ik stuur jagers die u zullen opjagen als herten in de bergen en klipgeiten in onbegaanbare rotskloven.
17. Want Ik houd u scherp in het oog en zie elke zonde. U hoeft niet te denken dat u zich voor Mij kunt verbergen.
18. Ik zal u dubbel straffen voor al uw zonden, omdat u mijn land hebt verontreinigd met uw walgelijke afgodsbeelden.’
19. Jeremia zegt daarop: ‘O Here, mijn sterkte en mijn burcht, mijn toevlucht in tijden van nood, alle volken uit de hele wereld zullen naar U toekomen en zeggen: “Onze voorouders zijn dom geweest, want zij aanbaden waardeloze afgoden!”
20. Kan een mens zijn eigen god maken? Ja, alleen zijn zij geen echte goden.’
21. ‘Als zij met die instelling en overtuiging bij Mij komen,’ zegt de Here, ‘zal Ik hun mijn kracht en macht laten zien en hen uiteindelijk laten begrijpen dat alleen Ik Here ben.’