8. Toen zei God tegen Noach en zijn zonen:
18. De drie zonen van Noach heetten Sem, Cham en Jafet (Cham is de voorvader van de Kanaänieten).
19. Uit deze drie zonen van Noach zijn alle volken op aarde ontstaan.
22. Cham, de voorvader van de Kanaänieten, bemerkte dat en vertelde het zijn broers.
23. Toen zij dat hoorden, pakten Sem en Jafet een mantel, liepen achteruit hun vaders tent in en bedekten zijn naakte lichaam met de mantel. Zij keken de andere kant op terwijl zij dat deden.
28. Na de grote watervloed leefde Noach nog driehonderdvijftig jaar.
29. Hij werd negenhonderdvijftig jaar oud en toen stierf hij.