1. Jozef wierp zich op het lichaam van zijn vader, kuste hem en huilde.
2. Daarna liet hij zijn artsen het lichaam balsemen.
3. Deze balseming duurde veertig dagen, gevolgd door een nationale rouw van zeventig dagen.
4. Na die rouwtijd wendde Jozef zich tot de vertrouwelingen van de farao en vroeg hun namens hem met de farao te spreken.
5. ‘Zeg zijne majesteit dat Jozefs vader Jozef heeft laten zweren dat hij zijn lichaam naar Kanaän zou brengen om het daar te begraven, u kunt hem verzekeren dat ik daarna onmiddellijk terugkom.’
6. De farao stemde toe. ‘Ga uw vader maar begraven zoals u hebt beloofd,’ zei hij.
12-13. Zo voerden Israëls zonen zijn laatste wil uit en brachten zijn lichaam terug naar Kanaän. Zij begroeven hem in de grot van Machpela, vlakbij Mamre.