17. De volgende stammen waren nakomelingen van Reüel, de zoon die Esau en Basemat kregen in Kanaän: de stam van Nachat, de stam van Zerach, de stam van Samma en de stam van Mizza.
22. De kinderen van Lotan (de zoon van Seïr) waren Chori en Hemam (Lotan had ook nog een zuster, Timna).
23. De kinderen van Sobal waren Alwan, Manachat, Ebal, Sefo en Onam.
24. De kinderen van Sibon waren Ajja en Ana (deze jongen vond hete bronnen in de woestijn, terwijl hij de ezels van zijn vader hoedde).
25. De kinderen van Ana waren Dison en het meisje Oholibama.
26. De kinderen van Dison waren Chemdan, Esban, Jitran en Keran.
27. De kinderen van Eser waren Bilhan, Zaäwan en Akan.