Genesis 22:1-3 Het Boek (HTB)

1. Enige tijd later stelde God Abraham op de proef. ‘Abraham!’ zei God. ‘Ja Here, hier ben ik,’ antwoordde Abraham.

2. ‘Neem uw zoon, uw enige, van wie u zoveel houdt, Isaak, ga naar het land Moria en offer hem daar als een brandoffer aan Mij. De plaats waar u dat moet doen, zal Ik u wijzen.’

3. De volgende morgen stond Abraham vroeg op, zadelde zijn ezel, nam twee knechten mee en zijn zoon Isaak. Hij hakte hout voor het offer en ging op weg naar de plaats die God had genoemd.

16-17. ‘Ik, de Here, heb Mijzelf gezworen dat Ik u en uw nageslacht rijk zal zegenen, omdat u Mij hebt gehoorzaamd en Mij zelfs uw enige zoon wilde geven. Uw nakomelingen zullen net zo talrijk zijn als de sterren aan de hemel en het zand langs de zee.

21-24. Pildas, Jidlaf en Betuël (de vader van Rebekka). Nachor kreeg ook nog vier zonen van zijn bijvrouw Reüma: Tebach, Gacham, Tachas en Maächa.

Genesis 22