6. Lot kwam naar buiten en sloot de deur achter zich.
7. ‘Toe, beste vrienden,’ drong hij aan, ‘dat kunnen jullie toch niet doen.
8. Ik heb twee dochters, die nog maagd zijn, die kunnen jullie wel krijgen. Daar mag je mee doen wat je wilt. Maar laat die mannen met rust, want als gasten staan zij onder mijn bescherming.’
9. ‘Wat zullen we nu krijgen,’ schreeuwden de mannen. ‘Ga opzij! Wil jij, een vreemde, ons vertellen wat we wel en niet moeten doen? Pas maar op, wat wij met die mannen gaan doen, zal nog kinderspel zijn, vergeleken met wat we met jou zullen doen.’ Zij kwamen dreigend op Lot af en probeerden de deur te forceren.
10. Maar de twee mannen trokken Lot snel naar binnen en gooiden de deur dicht.
11. Tegelijk verblindden zij de woeste menigte, zodat die de deur niet kon vinden.
14. Toen zocht Lot de verloofden van zijn dochters op en riep: ‘Snel, verlaat de stad, want de Here gaat haar verwoesten!’ Maar zij geloofden hem niet.