4. Sta op en zeg ons hoe wij de zaak moeten rechtzetten. Treed krachtig op, wij staan achter u.’
5. Ezra stond op en liet de leiders van de priesters en van de Levieten en van het volk Israël zweren dat zij zouden doen wat Sechanja had voorgesteld.
6. Daarna ging hij naar de kamer van Johanan, de zoon van Eljasib, in de tempel. Hij weigerde te eten of te drinken, want hij was diepbedroefd over de zonde die zij hadden begaan.
9. Binnen drie dagen, op de twintigste van de negende maand, waren alle mannen van Juda en Benjamin gearriveerd. Zij gingen zitten op het plein voor de tempel. Zij rilden zowel van de ernst van de situatie als van de regenbuien.
34-42. Van de familie Bani: Maädai, Amram, Uël, Benaja, Bedeja, Cheluhu, Vanja, Meremoth, Eljasib, Mattanja, Mathnai, Jaäsai, Bani, Binnui, Simi, Selemja, Nathan, Adaja, Machnadbai, Sasai, Sarai, Azareël, Selemja, Semarja, Sallum, Amarja en Jozef.
43. Van de familie Nebo: Jeïël, Matthithja, Zabad, Zebina, Jaddai, Joël en Benaja.
44. Al deze mannen waren getrouwd met heidense vrouwen en sommige van deze vrouwen hadden kinderen.