Ezechiël 37:10-21 Het Boek (HTB)

10. Zo sprak ik tegen de windrichtingen, zoals Hij mij had opgedragen en de lichamen begonnen te ademen, zij kwamen tot leven en stonden op: een onafzienbare menigte.

11. Toen vertelde Hij mij wat dit visioen betekende. ‘Deze beenderen,’ zei Hij, ‘stellen alle inwoners van Israël voor. Zij zeggen: “Onze beenderen zijn uitgedroogd, er is geen hoop meer, het is met ons gedaan.”

12. Maar vertel hun dat de Oppermachtige Here zegt: “Mijn volk, Ik zal uw graven van ballingschap openen en u weer laten opstaan, zodat u kunt terugkeren naar het land Israël.

13. Uiteindelijk zult u, mijn volk, dan weten dat Ik de Here ben.

14. Ik zal mijn Geest in u laten wonen en u zult leven en terugkeren naar uw vaderland. Dan zult u erkennen dat Ik, de Here, precies heb gedaan wat Ik u had beloofd.”’

15. Opnieuw kwam er een boodschap van de Here voor mij:

16. ‘Neem een stok en kerf er de volgende woorden in: “Deze stok vertegenwoordigt Juda en de bij haar aangesloten stammen.” Neem vervolgens een andere stok en kerf daarin de woorden: “Deze stok vertegenwoordigt Jozef en alle overige stammen van Israël.”

17. Houd die stokken nu bij elkaar in één hand, zodat zij één stok vormen.

18-20. Vertel deze mensen (houd de stokken zo vast dat zij kunnen zien wat u doet) dat de Oppermachtige Here zegt: “Ik zal de stokken van Jozef en Juda samenvoegen en hen maken tot één stok in mijn hand.”

21. Want de Oppermachtige Here zegt verder: “Ik verzamel de Israëlieten vanuit de volken en breng hen van overal ter wereld terug naar hun vaderland,

Ezechiël 37