1. ‘Mensenzoon, profeteer tegen de bergen van Israël. Zeg hun dat zij moeten luisteren naar deze boodschap van de Here:
2. “Uw vijanden hebben spottend om u gelachen en gezegd dat uw aloude bergtoppen hun eigendom waren.
3. Van alle kanten verwoestten zij u en joegen u op als slaven naar vele landen. U werd belasterd en bespot.
4. Daarom, bergen van Israël, moet u naar de woorden van de Oppermachtige Here luisteren. Hij zegt tegen de heuvels en bergen, de dalen en valleien en tegen de verwoeste dorpen en lang geleden verlaten steden, verwoest en vertrapt door heidense volken van rondom:
5. ‘Mijn toorn is ontbrand tegen deze volken, Edom in het bijzonder, omdat zij mijn land met plezier en met haat in hun hart hebben leeggeplunderd.
10-11. Ik zal uw bevolking door het hele land sterk laten groeien en de groei van uw veestapel zal daarmee gelijke tred houden. De steden en puinhopen zullen weer worden opgebouwd en bewoond. Bergen van Israël, uw hellingen zullen opnieuw bezaaid zijn met huizen. Ik zal zelfs nog meer voor u doen dan vroeger. Dan zult u beseffen dat Ik de Here ben.
37-38. De Oppermachtige Here zegt: “Ik sta opnieuw klaar om te luisteren naar Israëls gebeden, waarin om deze zegeningen wordt gevraagd. En die gebeden ga Ik ook verhoren. Zij hoeven het slechts te vragen en Ik zal hen vermenigvuldigen als de kudden die Jeruzalems straten vullen rond de tijd van de offerplechtigheden. De verwoeste steden zullen opnieuw worden bewoond en iedereen zal weten dat Ik de Here ben.”’