3. ‘Vul uw maag ermee en laat uw lichaam deze boekrol in zich opnemen.’ Hij smaakte zoet als honing.
4. Daarna zei de stem: ‘Mensenzoon, ga nu naar de Israëlieten met mijn boodschappen.
5. Ik stuur u niet naar een of ander ver afgelegen land waarvan u de taal niet beheerst.
6. Nee, niet naar stammen met een vreemde en onbegrijpelijke taal. Trouwens, als Ik dat deed, zouden zij naar u luisteren.
7. Ik stuur u naar de Israëlieten en zij zullen niet naar u willen luisteren, omdat zij ook naar Mij niet willen luisteren! Want het merendeel van hen is hardleers en onwillig.
8. Maar kijk, Ik maak ook u hard en koppig, net als zij.
9. Ja, Ik maak u zo hard als diamant, nog harder dan graniet. Wees dus niet bang voor hen en laat u niet afschrikken door hun blikken van haat en woede, ook al zijn het nog zulke rebellen.’
10. Hij voegde daaraan toe: ‘Mensenzoon, laat al mijn woorden eerst diep in uw eigen hart zinken, luister er zelf aandachtig naar.
11. Pas daarna moet u naar uw volk in ballingschap gaan en, of zij luisteren of niet, tegen hen zeggen: “Dit zegt de Oppermachtige Here!”’
12. Toen tilde de Geest mij op en hoorde ik als met een geweldig geruis de woorden: ‘Geprezen zij de heerlijkheid van de Here vanuit zijn woning.’