15. Maar Ik zwoer hun in de woestijn dat Ik hen niet naar het land zou brengen dat Ik hun had gegeven, een vruchtbaar land met veel melk en honing, de heerlijkste plek op aarde.
16. Want zij overtraden mijn wetten, leefden niet zoals Ik wilde en ontheiligden mijn sabbatten, hun harten behoorden nog steeds hun afgoden toe.
17. Desondanks spaarde Ik hen. Ik maakte geen eind aan hun bestaan daar in de woestijn.
18. Toen sprak Ik tegen hun kinderen en zei: ‘Volg het voorbeeld van uw vaders niet. Ontheilig uzelf niet met hun afgoden,
19. want Ik ben de Here, uw God. Gehoorzaam mijn wetten en leef volgens mijn bepalingen.