7. Maar de geleerden deden met hun toverkunsten hetzelfde en lieten op hun beurt een golf van kikkers over het land komen.
8. De farao riep Mozes en Aäron bij zich en zei: ‘Bid tot uw God en vraag Hem of Hij de kikkers wil weghalen, dan zal ik uw volk laten gaan zodat zij kunnen offeren.’
9. Mozes zei: ‘U moet maar zeggen wanneer u wilt dat ik voor u zal bidden, opdat de kikkers zullen verdwijnen. Alleen in de Nijl zullen dan nog kikkers achterblijven.’
10. De farao antwoordde: ‘Doe het morgen.’ En Mozes zei: ‘Zoals u wilt. U zult dan zien dat niemand gelijk is aan de Here, onze God.
11. De kikkers zullen u, uw huizen, uw dienaren en uw onderdanen met rust laten, alleen in de Nijl zullen er nog achterblijven.’
12. Toen verlieten Mozes en Aäron het paleis van de farao en Mozes bad tot de Here en vroeg Hem de kikkerplaag te beëindigen.
13. De Here verhoorde Mozes' gebed en liet de kikkers sterven. Overal lagen dode kikkers, die een vieze stank verspreidden.
14. Ze werden op grote hopen bij elkaar gegooid.
15. Toen de farao echter zag dat de overlast van de kikkers was verdwenen, verhardde hij zijn hart en weigerde het volk te laten gaan. Precies zoals de Here had voorzegd.
16. De Here zei toen tegen Mozes: ‘Zeg tegen Aäron dat hij met zijn staf op het stof van de aarde slaat. Het stof zal veranderen in muggen, overal in Egypte.’
17. Mozes en Aäron voerden Gods opdracht uit. Aäron sloeg met zijn staf in het stof van de aarde. Opeens verschenen in heel Egypte grote hoeveelheden muggen, die op de Egyptenaren en hun dieren neerstreken. Al het stof veranderde in muggen.
18. Ook deze keer probeerden de geleerden hen weer met hun toverkunsten na te doen, maar het lukte niet.