Exodus 6:5-21 Het Boek (HTB)

5. Daarom moet u de afstammelingen van Israël vertellen dat Ik mijn enorme macht zal gebruiken en grote wonderen zal doen om hen uit de slavernij te bevrijden.

6. Ik zal hen aannemen als mijn volk en Ik zal hun God zijn. En zij zullen weten dat Ik de Here hun God ben, die hen heeft gered van de Egyptenaren.

9. De Here sprak opnieuw met Mozes en zei:

10. ‘Ga terug naar de farao en zeg hem dat hij het volk van Israël móet laten gaan.’

11. ‘Maar ziet U het dan niet?’ protesteerde Mozes. ‘Als het volk al niet naar mij wil luisteren, hoe kan ik dan verwachten dat de farao dat wel zal doen? Ik ben toch immers geen spreker!’

12. Toen beval de Here Mozes en Aäron opnieuw naar het volk Israël te gaan en ook naar de farao om te eisen dat hij het volk zou laten gaan.

13. Dit zijn de namen van de familiehoofden uit de verschillende stammen van Israël:De zonen van Ruben, de oudste zoon van Israël: Chanoch, Pallu, Chesron en Karmi.

14. De familiehoofden van de stam van Simeon waren: Jemuël, Jamin, Ohad, Jachin, Sochar en Saul, wiens moeder een Kanaänitische was.

15. Dit zijn de familiehoofden van de stam van Levi, in volgorde van leeftijd: Gerson, Kehat en Merari. Levi was honderdzevenendertig jaar toen hij stierf.

16. De zonen van Gerson waren Libni en Simi (zo heten ook hun families).

17. De zonen van Kehat waren Amram, Jishar, Chebron en Uzziël. Kehat was honderddrieëndertig jaar toen hij stierf.

18. De zonen van Merari waren Machli en Musi. Dit waren de families van de Levieten in volgorde van leeftijd.

19. Amram trouwde met Jochebed, de zuster van zijn vader. Hun zonen heetten Aäron en Mozes. Amram stierf toen hij honderdzevenendertig jaar was.

20. De zonen van Jishar waren Korach, Nefeg en Zichri.

21. De zonen van Uzziël waren Misaël, Elsafan en Sitri.

Exodus 6