Exodus 39:1-15-18 Het Boek (HTB)

1. Van blauwpurper, roodpurper en scharlaken maakte het volk de ambtskleding voor de priesters, die zij droegen bij hun dienst in de tabernakel. Dezelfde stof werd gebruikt voor Aärons heilige kleren, zoals de Here Mozes had opgedragen.

10. Daarin kwamen vier rijen stenen: op de eerste rij sardis, topaas en smaragd;

11. op de tweede rij hematiet, saffier en diamant;

12. op de derde rij opaal, agaat en amethist en

13. op de vierde rij chrysoliet, onyx en jaspis. Alle stenen waren in een gouden zetting gevat.

14. De stenen waren gegraveerd als een zegel, met op elke steen de naam van een van de twaalf stammen van Israël.

15-18. Om de borsttas aan het priesterkleed te bevestigen, werd aan elk schouderstuk van het priesterkleed een gouden ring gemaakt. Twee gevlochten gouden kettinkjes liepen van die ringen naar twee ringen aan de bovenste rand van de borsttas.

Exodus 39