1. ‘Maak de tabernakel van tien gekleurde tentdoeken van 12,6 meter lang en 1,8 meter breed.
2. Ze moeten worden gemaakt van getwijnd linnen, blauwpurper, roodpurper en scharlaken en er moeten engelfiguren in worden geweven.
10-11. Maak 50 lussen langs de zijden van deze twee delen en bevestig deze aan elkaar met 50 koperen haken. Zo zullen de twee stukken één geheel vormen.
12-13. Het dak overlapt de zijkanten van de tabernakel dan overal met 45 cm.
14. Over de tent komt dan nog een dekkleed van roodgeverfde ramsvellen en daar overheen komt een dekkleed van dassenvellen.
15-16. Het houten geraamte van de tent moet van acaciahout worden gemaakt. De panelen van het geraamte moeten 4,5 meter hoog en 68 cm breed zijn en rechtop staan.
17. In de smalle zijden moeten pinnen komen, zodat ze stevig tegen elkaar aan komen te staan.
18-19. Twintig van deze panelen vormen de zuidkant van de tent. Onder die twintig panelen moeten veertig zilveren voetstukken komen, waar de rest van het geraamte in past, twee voetstukken onder elk paneel.
20. De noordkant van de tent moet ook uit twintig panelen bestaan,
21. met veertig zilveren voetstukken er onder, voor elk paneel twee.
22. Voor de westkant van de tent moeten zes panelen worden gebruikt
23. en voor elke hoek van de tent twee panelen.
24. Van boven en beneden moeten deze panelen worden vastgemaakt met een ring.
25. In totaal zullen er dus acht panelen zijn met zestien zilveren voetstukken, onder elk paneel twee.
26-27. Ook de dwarsbalken moeten van acaciahout worden gemaakt. Gebruik er vijf voor elke kant van de tabernakel.