2. ‘Zeg het volk Israël dat iedere man die in zijn hart de behoefte daartoe voelt, Mij iets mag geven van de volgende zaken:
6. olie voor de lampen, specerijen voor de zalfolie en kruiden voor het reukwerk,
7. onyxstenen en stenen voor het priesterkleed en de borsttas.
8. Het volk moet een heiligdom voor Mij maken, zodat Ik onder mijn volk kan wonen.
9. Het moet een grote tent worden, een tabernakel. Ik zal u een voorbeeld laten zien en nauwkeurig omschrijven hoe Ik het gemaakt wil hebben.
13-14. Maak van acaciahout draagstokken en overtrek die ook met goud. Die draagstokken moeten door de gouden ringen worden gestoken om de ark te kunnen dragen.
15. Ze moeten er voortdurend in blijven zitten.
16. In de ark moeten de stenen plaquettes waar de wet op staat, komen te liggen.
17. Maak een deksel van puur goud, een verzoendeksel van 113 cm lang en 68 cm breed.
18. Dan moet u twee engelen maken van gedreven goud en
19. deze vastzetten op het verzoendeksel, elk aan een kant van de ark.
20. De engelen moeten hun vleugels naar boven uitspreiden, zodat ze het verzoendeksel bedekken en in elkaars richting kijken. Zij moeten neerkijken op het verzoendeksel.
21. Leg het verzoendeksel op de ark en leg daar de stenen plaquettes met de wet in die Ik u zal geven.
22. Daar zal Ik u ontmoeten en vanaf het verzoendeksel tussen de engelen zal Ik met u spreken en in de ark zullen de wetten van het verbond liggen. Daar zal Ik u mijn opdrachten voor het volk Israël geven.
23. Maak dan een tafel van acaciahout, 90 cm lang, 45 cm breed en 68 cm hoog.
24. Overtrek hem met goud en maak er een gouden rand omheen.
25. Maak er een rand van 7,5 cm omheen en omlijst die weer met een smalle rand van goud.
26-27. Maak vier gouden ringen en bevestig deze aan de bovenkant van de poten van de tafel. Die ringen zijn voor de stokken, waarmee de tafel moet worden gedragen.
28. Maak de draagstokken van acaciahout en overtrek ze met goud.