1-2. ‘Luister, Israël! U gaat nu de Jordaan oversteken en het land van andere volken in bezit nemen. Die volken zijn veel groter en sterker dan u! Zij wonen in steden met hoge muren er omheen. Onder hen zijn de beruchte kinderen van Enak, reuzen tegen wie niemand het kan opnemen!
3. Maar de Here, uw God, zal voor u uit gaan als een verterend vuur om hen te verslaan, zodat u hen snel kunt verdrijven en vernietigen zoals de Here u heeft bevolen.
10-11. Aan het einde van die veertig dagen en nachten gaf de Here mij de plaquettes waarop Hij de geboden had geschreven die Hij had uitgesproken vanaf de met vuur omgeven berg, terwijl het volk aan de voet van de berg toekeek.
13-14. “Laat Mij mijn gang gaan, dan kan Ik de slechte en koppige mensen van dit volk vernietigen!” zei de Here tegen mij, “dan zal Ik de herinnering aan hen volledig uitwissen. Ik zal u dan tot een groot volk maken, machtiger en groter dan zij.”