1. ‘Israël, luister goed naar de wetten die ik u nu leer. Gehoorzaam deze als u wilt blijven leven en het land dat de Here, uw God, uw voorouders heeft gegeven, wilt binnentrekken en veroveren.
2. Voeg hier geen wetten aan toe en zwak ze niet af. Gehoorzaam ze, want zij zijn afkomstig van de Here, uw God.
3. U hebt gezien wat de Here u aandeed bij Baäl-Peor, waar Hij velen doodde omdat zij afgoden vereerden.
4. Maar ieder die de Here toen trouw bleef, is op dit moment nog in leven.
16-17. Verontreinig uzelf dus niet door te proberen een beeld van God te maken: een afgodsbeeld in de vorm van een man, een dier, een vogel,
21-22. Maar de Here werd toornig op mij wegens u, Hij zwoer dat ik de Jordaan niet zou oversteken naar het goede land dat Hij u gaf als uw erfdeel. Ik moet aan deze zijde van de rivier sterven. U zult de rivier echter oversteken en het goede land in bezit nemen.
34-35. Waar vindt u een god die een volk uit de slavernij bevrijdt met vreselijke plagen, machtige wonderen, oorlog en angst? Dat deed de Here, uw God, voor u in Egypte waar u zelf bij stond. Hij deed dit zodat u goed zou weten dat de Here God is en dat er niemand is zoals Hij.