4. De Israëlieten hadden onder leiding van Mozes toen al koning Sichon van de Amorieten verslagen bij Chesbon. Ook hadden zij koning Og van Basan, die in Astarot woonde, bij Edreï een zware nederlaag toegebracht.
5. Daar, aan de overzijde van de Jordaan in het land Moab, legde Mozes de wetten en voorschriften die de Here hem had gegeven, uit aan het volk.
6. Hij zei: ‘De Here, onze God, heeft bij de berg Horeb tegen ons gezegd: “U bent hier lang genoeg geweest.
7. Vertrek nu en verover het gebergte van de Amorieten, het dal van de Araba, de Negev en al het land van Kanaän en van de Libanon, het hele gebied tussen de Middellandse Zee en de rivier de Eufraat.
8. Ik geef het helemaal aan u! Trek er naar toe en neem het in bezit, want de Here heeft het beloofd aan uw voorouders Abraham, Isaak en Jakob en al hun nakomelingen”.
9. Ik heb toen tegen u gezegd: “Ik heb hulp nodig! Ik kan de hele last van dit volk niet alleen dragen,
34-35. Toen de Here uw klachten hoorde, werd Hij toornig. Hij zei: “Ik zweer dat geen mens van deze generatie in leven zal blijven om het goede land te zien, dat Ik hun vaders heb beloofd.
36. De enige uitzondering is Kaleb, de zoon van Jefunne. Hij krijgt vanwege zijn trouw aan de Here een stuk van het beloofde land dat hij eerder als spion heeft verkend, als erfdeel.”
37. Ook op mij werd de Here vertoornd wegens uw gedrag. Hij zei: “Ook u mag het beloofde land niet in!
38. In uw plaats zal Jozua, de zoon van Nun, het volk het land binnenleiden. Bereid hem goed voor op zijn leiders-taak.
39. Ik zal het land aan uw kinderen geven, van wie u zei dat zij in de woestijn zouden sterven.
40. Maar voor de oudere generatie geldt: keer u nu om en ga terug door de woestijn in de richting van de Rietzee.”
41. Toen gaf het volk toe: “Wij hebben gezondigd! Wij zullen het land wel binnentrekken en ervoor vechten, zoals de Here, onze God, ons heeft opgedragen.” Zij maakten zich klaar voor de strijd en dachten dat het een gemakkelijke verovering zou worden.
42. Maar de Here zei tegen mij: “Houd hen tegen, want Ik ga niet met hen mee. Als zij gaan, worden zij door hun vijanden verslagen.”
43. Ik heb het u toen gezegd, maar u wilde niet luisteren. Integendeel, u trotseerde het bevel van de Here en trok toch het bergland in om strijd te voeren.
44. Maar de Amorieten die daar woonden, sloegen terug. Zij achtervolgden u als bijen en doodden de Israëlieten van Seïr tot Chorma.
45. Toen u terugkeerde en huilde voor het aangezicht van de Here, wilde Hij niet meer naar u luisteren.