Daniël 10:1-6 Het Boek (HTB)

1. In het derde regeringsjaar van koning Kores van Perzië kreeg Daniël, ook wel Beltsazar genoemd, een openbaring. Het ging over dingen die onherroepelijk in de toekomst zouden gebeuren, over tijden van grote nood. Deze keer begreep Daniël de betekenis van wat hem werd bekendgemaakt.

2. Ik, Daniël, was al drie weken in rouw over mijn volk.

3. Al die tijd had ik geen wijn of vlees of andere lekkere dingen gegeten. Ook verzorgde ik mijn uiterlijk niet.

4. Op de vierentwintigste dag van de eerste maand stond ik aan de oever van de rivier de Tigris.

5. Ik keek op en plotseling stond vóór mij een man in linnen kleren met om zijn middel een gordel van zuiver goud!

6. Hij had een prachtig glanzende huid. Zijn gezicht schitterde als de bliksem en zijn ogen leken op vlammende fakkels. Zijn armen en voeten glansden als gepolijst koper en zijn stem klonk als het gedruis van een grote mensenmenigte.

20-21. Hij antwoordde: ‘Weet u waarom ik ben gekomen? Ik ben hier om u te vertellen wat er in het “Boek van de Waarheid” staat. Straks moet ik terug om mij weer vechtend een weg te banen langs de vorst der Perzen. En na hem moet ik de strijd aanbinden met de vorst van Griekenland. Alleen Michaël, de engel die waakt over uw volk Israël, zal mij daarbij terzijde staan.’

Daniël 10