2 Samuël 20:6-20 Het Boek (HTB)

6. Toen zei David tegen Abisaï: ‘Die Seba gaat ons meer moeilijkheden bezorgen dan Absalom. Snel, neem mijn lijfwacht en ga hem achterna, voordat hij een paar versterkte steden bereikt en nog meer kwaad aanricht.’

7. Zo zetten Abisaï en Joab met een keurkorps uit Joabs leger en Davids eigen lijfwacht de achtervolging op Seba in.

11. Een van Joabs jonge officieren schreeuwde naar Amasa's mannen: ‘Als jullie vóór David zijn, kom dan mee en volg Joab.’

12. Maar het lijk van Amasa lag in een bloedplas midden op straat en toen de jonge officier van Joab zag dat er steeds meer mensen omheen gingen staan om te kijken, sleepte hij het lichaam naar een veld langs de weg en gooide er een kleed overheen.

13. Nu het lijk niet meer op de weg lag, sloot iedereen zich bij Joab aan om Seba gevangen te nemen.

14. Seba trok langs alle stammen van Israël en kwam ten slotte bij Abel en Bet-Maächa en Berim. Velen sloten zich bij hem aan.

15. Toen Joabs troepen bij Abel aankwamen, belegerden zij deze stad. Zij bouwden een aarden wal die tot de bovenkant van de stadsmuur reikte en begonnen tegelijkertijd de muur te ondermijnen.

16. Toen riep een wijze vrouw vanuit de stad: ‘Luister! Vraag Joab of hij hier wil komen, ik wil hem spreken.’

17. Toen Joab verscheen, vroeg de vrouw hem: ‘Bent u Joab?’ En hij antwoordde: ‘Jazeker.’

18. Zij zei tegen hem: ‘Vroeger bestond het gezegde: “Voor goede raad moet je in Abel zijn”. Pas als men dan hier was geweest, ging men iets ondernemen.

19. U bent bezig een oude, vredelievende stad te verwoesten, die altijd als een moeder voor Israël is geweest. Is het goed dat u iets verwoest wat van de Here is?’

20. Joab antwoordde: ‘Daar gaat het helemaal niet om.

2 Samuël 20