16. ‘Dat is uw verdiende loon,’ zei David, ‘want u zei zelf dat u de door God gezalfde koning hebt gedood.’
17-18. En David schreef een klaaglied voor Saul en Jonathan, waarna hij opdracht gaf dat het aan alle mensen in Juda moest worden geleerd. De tekst hiervan is opgenomen in het Boek van de Oprechte.
19. ‘Och Israël, uw trots en vreugde liggen levenloos op de heuvels, machtige helden zijn gevallen.
20. Vertel het niet aan de Filistijnen, want het zou hun plezier doen. Verberg het voor de steden Gath en Askelon, zodat de heidense volken geen leedvermaak zullen hebben.