25. Een uitbundige vreugde heerste onder de inwoners van Juda, de priesters, de Levieten, de buitenlandse bezoekers en onder hen die uit Israël naar de viering waren gekomen.
26. Sinds de tijd van Salomo, de zoon van koning David, was er niet meer zo'n feest als dit in Jeruzalem gevierd.
27. Toen gingen de priesters en de Levieten staan en zegenden alle aanwezigen. En vanuit zijn heilige woning in de hemel luisterde de Here naar hun gebeden.