1. Koning Hizkia stuurde daarna bericht door heel Israël en Juda en schreef brieven aan Efraïm en Manasse om iedereen uit te nodigen naar de tempel in Jeruzalem te komen voor de jaarlijkse viering van Pesach, het Paasfeest.
2-3. De koning, zijn helpers en de vertegenwoordigers van de stad Jeruzalem hadden besloten Pesach deze keer in de tweede maand te vieren en niet, zoals gewoonlijk, in de eerste maand. Op de normale datum zouden nog niet genoeg priesters zich geheiligd hebben en zou het voor de meeste mensen te kort dag zijn om op tijd naar Jeruzalem te reizen.
4. De koning en zijn adviseurs waren het op dit punt volkomen eens.
5. Daarom stuurden zij de aankondiging van Pesach door heel Israël, van Berseba tot Dan, en nodigden zij iedereen uit dit feest ter ere van de Here, de God van Israël, in Jeruzalem te vieren. Pesach was al lange tijd niet, zoals was voorgeschreven, algemeen gevierd.
17-19. Omdat velen van hen die uit Efraïm, Manasse, Issachar en Zebulon waren gekomen, onrein waren doordat zij het reinigingsritueel niet hadden ondergaan en tegen de regels in toch aten van de offerdieren, werden hun paaslammeren voor hen geslacht door de Levieten om hen op die manier te heiligen. Daarna bad koning Hizkia voor hen en zei: ‘Moge de Here, die goed en genadig is, iedereen vergeven die oprecht besluit Hem, de God van onze voorouders, te gaan volgen, ook al is hij mogelijk niet op de juiste manier geheiligd voor deze plechtigheid.’