3. Al in de eerste maand van zijn eerste regeringsjaar opende hij de deuren van de tempel weer en bracht ze in hun oude staat terug.
6. Onze vaders hebben immers zwaar gezondigd tegen de Here, onze God. Zij hebben de Here en zijn tempel links laten liggen en zelfs de rug toegekeerd.
7. Zij hebben de deuren gesloten, de lampen gedoofd en er is lange tijd geen reukwerk meer verbrand en geen brandoffer meer gebracht.
8. Daarom hebben Juda en Jeruzalem kennisgemaakt met de toorn van de Here. Hij heeft ons tot een afschuwwekkend voorbeeld gemaakt en het mikpunt van spot. U kunt dat zelf zien.
9. Om al die dingen zijn onze vaders door het zwaard omgekomen en heeft men onze zonen, dochters en vrouwen gevangengenomen.
25-26. Hij haalde Levieten in de tempel bijeen en liet hen een begeleidingsgroep vormen met cimbalen, harpen en citers. Dat was in overeenstemming met de aanwijzingen van koning David en van de profeten Gad en Nathan die hun instructies weer van de Here hadden ontvangen. De priesters bespeelden de trompetten.
27. Hizkia beval dat het brandoffer op het altaar moest worden gelegd en toen het offeren begon, werd het lied voor de Here ingezet, begeleid door de trompetten en de instrumenten van koning David van Israël.
28. Gedurende de hele ceremonie van het brandoffer boog iedereen voor de Here en zong men samen het lied, begeleid door de trompetten.
29. Nadat het brandoffer was gebracht, bogen de koning en allen die bij hem waren zich diep.
30. Daarna vroeg koning Hizkia de Levieten enkele psalmen van David en van de profeet Asaf voor de Here te zingen. Zij deden dat met vreugde, bogen hun hoofden en aanbaden de Here.
31. ‘Dit is het einde van de ceremonie, u hebt nu uzelf aan de Here toegewijd,’ zei Hizkia. ‘Breng nu uw geschenken en dankoffers.’ Mensen uit alle delen van het land brachten daarop hun geschenken en dankoffers en zij die dat wilden, namen ook brandoffers mee.
32-33. In totaal werden zeventig jonge stieren, honderd rammen en tweehonderd lammeren als brandoffers gebracht. Daarbij kwamen nog eens zeshonderd ossen en drieduizend schapen als heilige geschenken.
34. Er waren echter niet genoeg priesters om alle dieren van hun huid te ontdoen en daarom hielpen de Levieten hen tot het werk klaar was en meer priesters zich hadden geheiligd voor het werk, want de Levieten hadden meer werk gemaakt van hun heiliging dan de priesters.
35. Er was een overvloed aan brandoffers, bijbehorende drankoffers en vredeoffers. Zo werd de tempel weer in gebruik genomen.
36. Hizkia en zijn onderdanen waren erg blij over alles wat God voor zijn volk had gedaan, want alles was in heel korte tijd gebeurd.