1. De rijke en populaire koning Josafat van Juda sloot echter een huwelijksovereenkomst voor zijn zoon met de dochter van koning Achab van Israël.
2. Enige jaren later ging hij naar Samaria om koning Achab een bezoek te brengen. Koning Achab gaf een groot feest voor hem en zijn gezelschap en slachtte grote aantallen schapen en ossen voor de feestmaaltijd. Daarna vroeg hij koning Josafat of die er wat voor voelde samen met hem de strijd aan te binden tegen Ramot in Gilead.
6. Maar Josafat vroeg: ‘Is hier niet ergens nog een profeet van de Here? Ik zou hem graag hetzelfde willen vragen.’
7. ‘Nou,’ zei Achab, ‘er is er wel één, maar ik heb een hekel aan hem, want zijn profetieën zijn altijd negatief. Hij heet Micha en is een zoon van Jimla.’ ‘Dat mag u zo niet zeggen,’ vond Josafat, ‘laten we toch maar eens luisteren naar wat hij te zeggen heeft.’
8. De koning van Israël riep een van zijn dienaren. ‘Snel, ga Micha, de zoon van Jimla, halen,’ beval hij.
9. De twee koningen zaten in vol ornaat op twee tronen die op een open plek bij de Samariapoort stonden. De zogenaamde profeten waren druk aan het profeteren.
10. Eén van hen, Zedekia, de zoon van Kenaäna, had voor die gelegenheid een paar ijzeren hoorns gemaakt en verklaarde: ‘De Here zegt dat u met deze hoorns de Syriërs morsdood zult stoten!’
11. Alle anderen stemden daarmee in. ‘Ja,’ riepen zij in koor, ‘marcheer naar Ramot in Gilead en u zult succes hebben. Want de Here zal ervoor zorgen dat u de overwinning behaalt!’