1. Eigenlijk is het helemaal niet nodig dat ik u vraag uw medegelovigen te helpen, want ik weet hoe graag u dat doet.
2. Ik heb bij de Macedoniërs vol lof over u gesproken en gezegd dat Korinthe een jaar geleden al begonnen was geld bijeen te brengen. Ja, uw enthousiasme heeft de meesten van hen warm gemaakt.
3. Ik stuur deze mannen vooruit, omdat ik graag wil dat u voorbereid bent op mijn komst en dat het geld klaarligt.
4. Want ik zou het erg vinden als zou blijken dat het niet waar is wat ik vol lof over u heb gezegd. Als de Macedoniërs, die straks misschien met mij meegaan, zouden ontdekken dat u helemaal geen geld hebt klaarliggen, zou ik voor schut staan en u niet minder. Dan zou ook ons vertrouwen in u geschokt zijn.