2 Koningen 18:31-32-37 Het Boek (HTB)

4. Hizkia verwijderde de altaren op de heuvels, brak de heilige pilaren af, sloeg de afgodsbeelden van Asjéra kapot en vernietigde de koperen slang die Mozes ooit had gemaakt. De Israëlieten hadden namelijk nog altijd de gewoonte wierook te branden voor deze slang, die ze de naam Nechustan, ‘Koperslang’, hadden gegeven.

5. Hizkia had een sterker vertrouwen in de Here, de God van Israël, dan menig koning voor of na hem.

6. Hij volgde de Here namelijk op elk gebied en zorgde ervoor dat hij alle geboden die de Here aan Mozes had gegeven, zorgvuldig naleefde.

7. Daarom hielp de Here hem en gaf hem voorspoed bij alles wat hij deed. Toen kwam hij in opstand tegen de koning van Assyrië en weigerde hem nog langer belasting te betalen.

8. Ook behaalde hij overwinningen op de Filistijnen en dreef hen terug tot aan de buitenwijken van Gaza. Alle veroverde steden, groot en klein, verwoestte hij.

9. In zijn vierde regeringsjaar (het zevende regeringsjaar van koning Hosea van Israël) viel koning Salmanéser van Assyrië Israël aan en belegerde de stad Samaria.

31-32. Luister niet naar koning Hizkia! Geef u over. U kunt in rust en vrede in dit land blijven wonen tot ik u naar een land breng dat er net zo uitziet als dit, met grote oogsten, koren, wijn, olijfbomen en honing. Dat alles bied ik u aan in plaats van de dood. Luister niet naar koning Hizkia als hij u ervan probeert te overtuigen dat de Here u zal redden.

33. Heeft ooit een van de goden van de andere volken zijn mensen bevrijd van de koning van Assyrië?

34. Wat gebeurde met de goden van Hamath, Arpad, Sefarvaïm, Hena en Ivva? Hebben zij Samaria gered?

35. Welke god heeft ooit de macht gehad een volk uit mijn handen te redden? Waarom denkt u dan dat de Here Jeruzalem kan redden?’

36. Maar de mensen op de muren zeiden niets, want de koning had hun dat opgedragen.

37. Toen gingen de hofmaarschalk Eljakim, de zoon van Hilkia, de secretaris Sebna en de geschiedschrijver Joah, de zoon van Asaf, met gescheurde kleren naar de koning terug en vertelden hem wat de opperbevelhebber had gezegd.

2 Koningen 18