2 Koningen 11:1-13-14 Het Boek (HTB)

1. Toen Athalia, de moeder van koning Ahazia van Juda, hoorde dat haar zoon dood was, doodde zij al zijn kinderen,

10. Deze bewapende hen uit de voorraad speren en schilden die aan koning David hadden toebehoord en nog steeds in de tempel lagen.

11. De wachters stonden met de wapens in de hand aan de voorzijde van het heiligdom, vanaf de rechtervleugel tot aan de linkervleugel, en omringden het altaar dat vlakbij Joas' schuilplaats stond.

12. Jojada liet de jonge prins tevoorschijn komen, zette hem de kroon op het hoofd, gaf hem een exemplaar van het wetboek in handen en zalfde hem tot koning. Iedereen applaudisseerde en schreeuwde: ‘Lang leve de koning!’

13-14. Het lawaai drong ook door tot Athalia en zij rende de tempel binnen. Daar zag zij de nieuwe koning naast de pilaar staan, zoals gebruikelijk was bij een kroning, omringd door haar lijfwacht en vele trompetblazers, het aanwezige volk danste van blijdschap en blies op de trompetten. ‘Verraad! Verraad!’ schreeuwde zij en begon haar kleren te scheuren.

2 Koningen 11