2 Koningen 10:32-33-36 Het Boek (HTB)

4. Zij misten echter de moed dit te doen. ‘Twee koningen konden het niet opnemen tegen deze man! Hoe zouden wij het dan kunnen?’ zeiden zij.

5. Daarom stuurden het hoofd van de hofhouding, de hoogste stadsbestuurder, het stadsbestuur en de opvoeders van Achabs zonen hem de volgende boodschap: ‘Jehu, wij zijn uw dienaren en zullen alles doen wat u zegt. Wij hebben besloten niemand tot koning te kiezen. Doe wat u het beste lijkt.’

6. Jehu reageerde daarop met de mededeling: ‘Als u aan mijn kant staat en mij wilt gehoorzamen, breng dan morgen om deze tijd de hoofden van de zonen van uw meester bij mij in Jizreël.’ De zeventig zonen van koning Achab woonden bij de voornaamste inwoners van de stad, door wie zij vanaf hun vroegste jeugd waren opgevoed.

7. Toen deze mededeling van Jehu Samaria bereikte, werden alle zeventig zonen vermoord. Hun hoofden werden in manden gelegd en bij Jehu in Jizreël afgeleverd.

8. Toen een boodschapper aan Jehu meldde dat de hoofden van de zonen van de koning waren aangekomen, beval hij dat ze in twee hopen bij de stadspoort moesten worden neergelegd en daar tot de volgende morgen moesten blijven liggen.

32-33. In die tijd begon de Here het grondgebied van Israël te verkleinen. Koning Hazaël veroverde diverse stukken grond van het gebied ten oosten van de Jordaan en de gebieden Gilead, Gad en Ruben. Hij annexeerde ook delen van Manasse, vanaf de rivier de Aroër in het dal van Arnon en Gilead en Basan.

34. De rest van Jehu's daden zijn beschreven in de Kronieken van de koningen van Israël.

35. Na zijn dood werd Jehu in Samaria begraven. Zijn zoon Joahaz volgde hem op als koning.

36. In totaal regeerde Jehu achtentwintig jaar als koning van Israël in Samaria.

2 Koningen 10