26. sleepten de heilige pilaar die voor de eredienst van Baäl werd gebruikt, naar buiten en verbrandden hem.
27. Zij braken de tempel af en maakten er een openbaar toilet van. En dat is het vandaag de dag nog.
28. Op die manier verwijderde Jehu elk spoor van Baäl uit Israël.
29. Hij vernietigde de gouden kalveren in Betel en Dan echter niet. De verering van deze beelden was de grote zonde van Jerobeam, de zoon van Nebat, waarin heel Israël werd meegesleept.